Bedreigingen biotoop windmolen

Objecten die de windvang van een windmolen nadelig beïnvloeden zijn in twee hoofdcategorieën in te delen: bebouwing en beplanting. Beide ontnemen de molenaar het zicht op de horizon, zodat het moeilijker wordt om tijdig te anticiperen op weersveranderingen. Voorts hebben ze hun eigen specifieke uitwerking op het functioneren van de molen.

Bedreiging door bebouwing

Te hoge bebouwing op korte afstand van een molen kan de wind letterlijk uit de zeilen nemen. De wind moet namelijk om of over het gebouw heen en zal pas naar verloop zijn oorspronkelijke richting en snelheid weer aannemen. Gebouwen vervormen de windaanstroom en remmen deze af. Daardoor zullen het vermogen van de molen en de tijd dat er gedraaid of gemalen kan worden, afnemen. Voor een duurzame instandhouding van het werktuig is dit een ongewenste situatie.

Bestemmingsplan

Het voordeel van gebouwen is dat het statische elementen zijn. De uitwerking op het windpatroon is bij wind uit dezelfde windrichting immer hetzelfde. Dat betekent dat de hoogte en vorm goed zijn aan te passen aan de molen. Dat gebeurt normaliter in het bestemmingsplan, waar het gebruik van de ruimte in is geregeld. Door in dit plan een zogenaamde molenbeschermingszone met de molen als middelpunt op te nemen, kan de maximale goot- en nokhoogte van nieuwe bebouwing worden geregeld, zodanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. Dat wil overigens niet zeggen dat daarmee een vrije windvang gegarandeerd is. Uiteindelijk zal het bevoegd gezag altijd een belangenafweging maken en zit er in het bestemmingsplan vaak een mogelijkheid om te kunnen afwijken van de regels ten aanzien van de molenbiotoop.

Afkopen geen oplossing

Omdat de economische belangen soms groot zijn, worden moleneigenaren steeds vaker geconfronteerd met het aanbod om de negatieve effecten op de molenbiotoop af te kopen. In de praktijk is dit geen oplossing, het veroorzaakt precedenten en kan ervoor zorgen dat een molen vroeg of laat gedoemd is om stil te staan, met alle gevolgen van dien.

molenbiotoop
Bedreigingen biotoop windmolen
Gieten, Hazewind. (Foto: Nico van den Broek)

Bedreiging door beplanting

Beplantingen remmen de windaanstroom eveneens, maar zorgen er daarnaast voor dat deze in sterke mate turbulent wordt. Er ontstaan hinderlijke windwervels en vlagen omdat bomen niet geheel statisch zijn, ze bewegen namelijk mee op de wind. Een boomkruin in blad werkt als een spons. De wind wordt geabsorbeerd en in horten en stoten doorgelaten. Hierdoor wisselt de windrichting continue achter de kruin en is deze sterk wisselend en onbetrouwbaar.

Voor het functioneren van een molen is groen, met name als het in blad staat, extra hinderlijk. Daar komt nog bij dat bomen groeien en steeds groter en hoger worden. Dat maakt het reguleren van de hoogte een stuk moeilijker. Hiervoor is actie noodzakelijk in de vorm van groenonderhoud en snoei- en kapwerk. Hier zijn kosten mee gemoeid en bovendien ligt het regelmatig gevoelig onder omwonenden.

Opgaande beplantingen rondom de molen kunnen beschouwd worden als sluipmoordenaars. Langzamerhand raakt de molen verstikt en als de situatie onaanvaardbaar is geworden, dan leert de praktijk dat het bijzonder lastig is om wijzigingen aan te laten brengen in het groen. Want dit heeft ook een beeldbepalende en landschappelijke waarde en wordt gekoesterd.

Nadelige gevolgen turbulentie

Turbulenties zorgen niet alleen voor onveilige situaties tijdens het draaien en malen met de molen. Door de wisselende belasting van het wiekenkruis en daardoor ook constant veranderende snelheid van het gangwerk, is de molen aan een verhoogde slijtage onderhevig. Daarnaast hebben specifiek korenmolens een constante gang nodig om te komen tot een goed eindproduct en zorgen turbulenties ervoor dat er continue gecorrigeerd moet worden.

Omdat bomen groter groeien, is het bijzonder lastig om de hoogte ervan te reguleren in het bestemmingsplan. Alleen de aanplant van bomen kan via een aanlegvergunningenstelsel worden geregeld. De problemen ontstaan echter veel later, als de boompjes groot zijn geworden. Dan moet er gehandhaafd worden en spelen ineens ook andere belangen mee. Daarom is opgaand groen in de nabijheid van een molen nooit een goede combinatie.

Mocht er toch groen nodig zijn rondom de molen, dan adviseren wij te kiezen voor laagblijvende beplantingen of soorten die goed te snoeien of te kandelaberen zijn. Het groenonderhoud kan in een groenbeheerplan geformaliseerd worden.

Bedreigingen molenbiotoop poldermolen

Voor een specifieke groep windmolens is er nog een andere factor cruciaal voor het functioneren van het werktuig. Bij poldermolens moet de waterstaatkundige situatie het toelaten met de molen te kunnen malen. Daarom gelden er voor deze groep molens nog een aantal andere bedreigingen.

Bij poldermolens dient, naast de noodzaak van een goede windvang, ervoor gezorgd te worden dat ze voldoende ‘tasting’ hebben. Dit wil zeggen dat het scheprad, de vijzel of de pomp, die het water opvoert, voldoende diep in het water reikt. Daarnaast moeten de poldersloten voldoende breed en diep zijn om voldoende water te kunnen aanvoeren als de molen maalt en moet het werktuig het water kwijt kunnen in de boezem.

Bedreigingen door wijzigingen in waterkundige situatie

De waterstaatkundige situatie is een cruciaal aspect van de molenbiotoop van een poldermolen. Door ruilverkavelingen, peilverlagingen en maatregelen waarbij vanwege milieu- of veiligheidsdoeleinden niet meer uitgemalen mag worden, kan de waterstaatkundige situatie dusdanig zijn gewijzigd dat de molen geen taak meer heeft in de waterbeheersing. Soms wordt er dan een rondmaalcircuit aangelegd, waardoor de molen wel als werktuig in bedrijf kan zijn, maar soms staat de molen letterlijk op het droge.

molenbiotoop