Uit de tweede helft van de 12e eeuw dateren de eerste windmolens in de kustgebieden langs de zuidelijke Noordzee en Het Kanaal. In Nederland verschijnen de eerste windmolens in de loop van de 13e eeuw. Dat zijn standerdmolens waar graan tot meel gemalen wordt. Vermoedelijk pas in de 15e eeuw komen er molens voor de bemaling van polders.
Ontwikkeling
Het oudste windmolentype is de standerdmolen. Na de middeleeuwen wordt deze grotendeels verdrongen door een nieuw en volmaakter type: de bovenkruier. Aanvankelijk moet bij deze molens het wiekenkruis vanuit de kap op de wind worden gezet. Later komen er molens met een staartconstructie. Daarmee kan de molenaar beneden de molen bedienen. Een andere verbetering is om deze bovenkruiers op een hoge, houten of stenen voet te plaatsen. Zo kan maximaal van de wind worden geprofiteerd.


Hoogtepunt 19e eeuw
Vanaf de 17e eeuw begint de Nederlandse windmolen aan een geweldige opmars, met als hoogtepunt de tweede helft van de 19e eeuw. Er staan dan naar schatting 9.000 molens in Nederland.
Traditioneel wordt met een molen graan tot meel gemalen. Maar daar kwamen allerlei industriële toepassingen bij, zoals het persen van olie, het maken van verf of het zagen van boomstammen. Dankzij deze industriemolens kunnen gebieden als de Zaanstreek en Amsterdam uitgroeien tot de eerste industriële centra van Nederland. In de Zaanstreek staan in 1731 maar liefst 583 molens.
Poldermolens
Daarnaast zijn er de molens die voor de bemaling van de polders zorgen. Poldermolens hebben er ook voor gezorgd dat ons land groter werd: door het droogmalen van meren en plassen ontstaan onder andere de Schermer, de Purmer en de Beemster.


Recent verleden
Na de Tweede Wereldoorlog in de 20e eeuw brengen de economische en technische ontwikkelingen het overgrote deel van de laatste windmolens tot stilstand. Gelukkig begint de molenbescherming dan tot volle ontwikkeling te komen. Tegenwoordig zijn molens monumenten die beschermd worden. En dankzij de inzet van veel vrijwilligers zijn wind- en watermolens geregeld in bedrijf. Daarmee trekken ze de aandacht en neemt de belangstelling voor dit oer-Hollandse werktuig weer toe.