Waarom molenbeheer

Molens zijn onlosmakelijk verbonden met Nederland. Niet voor niets is Nederland hét molenland bij uitstek. Niet zozeer vanwege het aantal molens; er zijn andere landen waar veel meer molens staan. De molens in Nederland zijn niet los te zien van de geschiedenis en ontwikkeling van ons land en om die redenen iconische symbolen. Van de strijd tegen het water, want mede dankzij de poldermolens kregen en hielden we droge voeten. Verder speelden de industriemolens een cruciale rol in de grote welvaart tijdens de Gouden Eeuw. En onze voedselvoorziening was dankzij de vele korenmolens tot het einde van de negentiende eeuw gegarandeerd.

Met het verdwijnen van de economische functie van de molen nam navenant ook de waardering toe om ze vanwege hun cultuurhistorische waarde te behouden. Daarbij worden verschillende argumenten gehanteerd:

  • Schoonheid
    Door hun afwijkende vorm vallen molens op. Bijvoorbeeld de enige walpoortmolen van ons land, molen Rijn en Lek in Wijk bij Duurstede.
  • Historisch
    Molens herinneren ons aan ons verleden. Bijvoorbeeld de oudste molen van Nederland, de Torenmolen van Zeddam.
  • Technisch
    Zonder enige opsmuk zijn molens technisch geperfectioneerde werktuigen. Bijvoorbeeld de enige windpapiermolen ter wereld, molen De Schoolmeester in Westzaan.
  • Landschappelijk
    Poldermolens sieren het Nederlandse weidelandschap. Maar ook watergedreven molens zijn van grote betekenis. Bijvoorbeeld de Oostendorperwatermolen in Haaksbergen, waar in het ene molengebouw graan tot meel wordt gemalen en in het andere olie uit lijnzaad wordt geslagen.
  • Nationale identiteit
    Molens horen als gezegd bij Nederland en wat is er Hollandser dan schaatsers bij de molens van Kinderdijk?
  • Educatief
    In molens kunnen we veel leren over ons verleden, over techniek en toepassing van oude materialen. Bijvoorbeeld in het molenmuseum van de Schermer bij Schermerhorn.

Allemaal redenen om molenbeheer serieus te nemen.

Kolham Entreprise 2010. Foto Harmannus Noot.
Middenpaginafoto bewerking WG-klein [Tjasker Zeijen Drenthe uit Molens 120]

Beleid

Met de oprichting van vereniging De Hollandsche Molen wordt in 1923 een begin gemaakt met het molenbehoud. Daarbij vallen de volgende fasen te onderscheiden:

  • 1923-1950
    Het streven is om molens met een economische functie zoveel mogelijk te behouden. Er is via De Hollandsche Molen financiële steun voor werkende molens te verkrijgen. In 1924 wordt door een prijsvraag voor wiekverbeteringen geprobeerd het rendement van molens te verbeteren.
  • 1950-1970
    De economische functie van molens is uitgespeeld. Landschappelijke en historische motieven voeren nu de boventoon en de overheid speelt een steeds centralere rol. Molens worden door provincies en rijksoverheid als monument beschermd en in 1961 worden vrijwel alle molens opgenomen op de rijkslijst van beschermde monumenten.
  • 1970-2000
    Met de opkomst van de vrijwillige molenaars staat het (laten) functioneren van molens centraal. Molens worden maalvaardig gerestaureerd en restanten worden gecompleteerd en er worden zelfs nieuwe molens gebouwd. De functie van werktuig staat centraal. De aandacht voor onderhoud (na een ingrijpende restauratie) en de omgeving van de molen (de molenbiotoop) neemt navenant toe.
  • 2000-heden
    Het molenbehoud verbreedt zich, niet alleen vanwege onderstaande herziening. De maatschappelijke betekenis en het daarmee gemoeide draagvlak wordt steeds belangrijker. Bezoek aan molens neemt toe en de meeste molens worden bemenst door één of meer vrijwillige molenaars en andere vrijwilligers. Niet voor niets luidt de missie van De Hollandsche Molen tegenwoordig: De Hollandsche Molen zet zich in het hele land in voor het in stand houden van molens. De vereniging ziet molens als levende historische werktuigen die op vele manieren een wisselwerking hebben met de lokale gemeenschap. Molens zijn onderdeel van hun fysieke omgeving en vervullen daarin hun oorspronkelijke én nieuwe functies.

Herziening molenbeleid

Aan het einde van de 20ste en begin van de 21ste eeuw neemt de kritiek op met name de wijze van restaureren van molens toe. Ligt de nadruk niet teveel op de werktuigelijke functie, waarbij de historische aspecten teveel op de achtergrond zijn beland? In 2007 stelt Jos Bazelmans, Hoofd Sector Kennis bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, dit ter discussie in zijn rede “Moeten molens altijd malen?” tijdens het Jaar van de Molens. Een intensieve en bij wijlen felle discussie in woord en schrift is het gevolg.

In 2009 publiceert De Hollandsche Molen het visiedocument De toekomst van de molens. Hierin worden molens gedefinieerd als historische werktuigen en wordt een integrale aanpak van molenbehoud voorgesteld met aandacht voor:

  • het object zelf: functie en type, technische staat
  • de geschiedenis van de molen, gebruikers en eigenaren
  • de biotoop van de molen
  • de landschappelijke of stedenbouwkundige plek
  • de bestemming en het gebruik

Twee jaar later legt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed haar visie vast in de nota Een toekomst voor molens. De rijksdienst noemt daarbij als uitgangspunt de monumentale waarde, de plaats in het landschap en de functie van de molen in de maatschappij als uitgangspunten. Draaien en malen met molens kan, mits de monumentale waarde gerespecteerd wordt. Om die reden wil de rijksoverheid terughoudend zijn bij verhoging van molens en zijn reconstructie en verplaatsing ongewenst. De rijksoverheid committeert zich wel blijvend aan het ondersteunen van de molens als cultuurdragers in Nederland.

Vrijwilligers Goirle